Acuut Coronair Syndroom v6
005634 v.6
Algemeen
De term acuut coronair syndroom (ACS) omvat zowel het acuut myocardinfarct (AMI) als instabiele angina pectoris (IAP). Onder IAP wordt AP in rust verstaan. Voor progressieve angina pectoris wordt verwezen naar het hoofdstuk stabiele angina pectoris
Retrosternale pijn en/of pijn in arm, schouder, hals, kaak, soms in rug of epigastrio die langer dan 15 minuten duurt en pijn die drukkend of beklemmend van aard is, soms met ‘een gevoel van onheil’ past bij ACS. Daarnaast passen vegetatieve verschijnselen of verschijnselen van cardiogene shock, zoals zweten, misselijkheid, braken, bleek of grauw zien en ook dyspnoe bij ACS. Bij ouderen en patiënten met diabetes mellitus kan het klachtenpatroon minder duidelijk zijn, bijvoorbeeld plotseling optredende dyspneu. Ischemische hart- en vaatziekten in de voorgeschiedenis maakt een ACS waarschijnlijker.
Medicamenteuze behandeling
De behandeling wordt onderverdeeld in de acute behandeling en de secundaire preventie van acuut coronair syndroom. Bel indien ACS waarschijnlijk is en actief behandelbeleid, direct een ambulance met A1-indicatie.
Acute behandeling
Er wordt geen onderscheid gemaakt in ACS met en ACS zonder klachten in rust.
- Geef bij pijn (en afwezigheid van contra-indicatie voor nitraten) nitroglycerinespray sublinguaal, tenzij de systolische bloeddruk < 90 mm Hg is. Herhaal dit bij aanhoudende pijn iedere 5 minuten tot een maximum van 3 doses.
- Geef bij respiratoir falen zuurstof via een non-rebreathingmasker. Streef naar een zuurstofsaturatie > 94%, bij COPD-patiënten vanwege het risico van hypercapnie > 90%. Na 5 minuten en bij bereiken streefwaarde: zuurstofbril (zuurstofflow 1 tot 6 liter/minuut op geleide van de zuurstofsaturatie).
- Breng zo mogelijk een waaknaald in; spuit deze door met 2 ml NaCl 0,9%.
- Geef bij matig-ernstige pijn en onvoldoende reactie op nitraten (of als deze gecontra-indiceerd zijn) zo nodig morfine 5 tot 10 mg (> 65 jaar 2,5 tot 5 mg), subcutaan of langzaam intraveneus afhankelijk van klinisch beeld.
- Geef bij bradycardie (<50 bpm) atropine 0,5 mg intraveneus.
- Geef acetylsalicylzuur een oplaaddosering van 160 mg oraal (als er nog geen acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium wordt gebruikt).
Secundaire preventie na acuut coronair syndroom
- Acetylsalicylzuur 80 mg 1x daags
- P2Y12-remmer, clopidogrel 1x daags 75 mg of ticagrelor (Brilique) 2x daags 90 mg gedurende 12 maanden na ACS
- Simvastatine 1x daags 40 mg of atorvastatine 1x daags 20 mg of rosuvastatine 1x daags 10 mg
- Bisoprolol start met 1x daags 1,25 mg of metoprolol mga start met 1x daags 25 mg, verhoog zo nodig geleidelijk de dosering naar een onderhoudsdosering van 5 mg bisoprolol en 100-200 mg metoprolol per dag
- Ramipril 1x daags 1,25 mg
- Isorsorbidedinitraat 5 mg zo nodig 1 tablet
Indien sprake is van angina pectoris, volg het hoofdstuk stabiele angina pectoris
Opmerkingen:
- Geef een angiotensine-II-antagonist als een ACE-remmer niet wordt verdragen.
- Geef een calciumantagonist (verapamil) bij een contra-indicatie voor een bètablokker en geen hartfalen
- Zie voor maagbescherming bij trombocytenaggregatieremmers het hoofdstuk maagklachten.
Referenties
1. NHG-Standaard Acuut Coronair Syndroom, december 2012
2. Farmacotherapeutisch kompas Coronairlijden, geraadpleegd februari 2021