Kennis en kunde: Geneesmiddelallergie

02-02-2017

Bij een allergie, of overgevoeligheidsreactie, geeft het lichaam een te heftige afweerreactie op een lichaamsvreemd stofje (allergeen). Er zijn 4 typen allergische reacties te onderscheiden:

Type I: Acute reactie (ook wel IgE gemedieerde reactie)

Het lichaam maakt IgE antistoffen aan tegen het geneesmiddel. Wanneer de patiënt opnieuw in aanraking komt met het geneesmiddel geven cellen onmiddellijk histamine en andere ontstekingsmediatoren af. Een type I reactie treedt vaak binnen een uur op. Onder de typische klachten bij deze reactie vallen onder andere: galbulten, jeuk, zwellingen, neusklachten, ademhalingsklachten en in extreme gevallen anafylactische shock.
Bij een anafylactische shock wordt histamine afgegeven aan de circulatie, dit zorgt vervolgens voor een ernstige, levensbedreigende reactie. Door een daling in de bloeddruk kan de patiënt bijvoorbeeld buiten bewustzijn raken of stikken door een zwelling van de keel of tong. Bij anafylaxie zijn meerdere orgaansystemen betrokken, er zijn dus ook veel symptomen. Geneesmiddelvoorbeelden: β-lactam-antibiotica (bv. penicillines en cephalosporines), quinolonen, protonpompremmers (bv. omeprazol) cisplatine, sulfonamides en trimethoprim.

Type II: Cytotoxische reactie

Bij deze reactie maakt het lichaam igG of igM antistoffen aan (anders dan bij type I). Deze antistoffen herkennen het geneesmiddel wat gebonden is aan lichaamscellen vervolgens als lichaamsvreemd. Een afweerreactie wordt gestart en de symptomen zijn afhankelijk van het celtype waaraan het geneesmiddel gebonden is. In veel gevallen is er sprake van bloedarmoede, een gestoorde bloedstolling of kan de opperhuid loslaten door blaarvorming. Geneesmiddelvoorbeelden: β-lactam-antibiotica, sulfonamides, carbamazepine (anti-epilepticum).

Type III: Immuuncomplex reactie

Bij deze reactie binden allergenen aan antistoffen en vormen ze samen een complex. Deze complexen kunnen neerslaan in de kleine bloedvaten en daar vervolgens voor een reactie zorgen. Symptomen van een type III reactie zijn bloeduitstortingen, koorts en gewrichtspijn. Geneesmiddelvoorbeelden: β-lactam-antibiotica, andere antibiotica (ciprofloxacine, sulfonamides, tetracyclines), NSAIDs, carbamazepine en allopurinol.

Type IV: Vertraagde reactie

Bepaalde cellen van het afweersysteem(T-cellen) herkennen de cellen waaraan het geneesmiddel gebonden is. Deze T-cellen zorgen vervolgens door verschillende ontstekingsreacties voor vernietiging van de cellen met geneesmiddel. Deze reactie treedt pas enige dagen na de start met geneesmiddel op. Milde type 4 reacties zijn bijvoorbeeld huiduitslag of eczeem. Ernstige reacties zijn bijvoorbeeld SJS en TEN. Bij Stevens-Johnson –Syndroom (SJS) en Toxische epidermale necrolyse (TEN) is er sprake van blaarvorming op de huid en/of slijmvliezen. Bij SJS is <10% van het lichaamsoppervlak aangedaan, bij TEN is >30% van het lichaamsoppervlak aangedaan en laat de huid op grote plaatsen los. Geneesmiddelvoorbeelden: β-lactam-antibiotica, andere antibiotica, anti-epileptica, anti-malaria middelen, lokale anesthetica en barbituraten.

Hoewel er 4 typen reacties bestaan, kan één middel meerdere type reacties veroorzaken. Ook bestaat er kruisallergie, hierbij krijgt de patiënt bij gelijksoortige geneesmiddelen ook een allergische reactie.
Bijvoorbeeld: Bij allergie voor penicillines ook vaak allergie voor cephalosporines.

Diagnose van geneesmiddelenallergie

Voor de diagnose van een geneesmiddelallergie is de anamnese erg belangrijk. Verder zijn er 3 soorten testen die uitgevoerd kunnen worden om een geneesmiddelallergie aan te tonen.

  • Huidtesten (Huidprik, kleine hoeveelheid in de huid spuiten en de huidplakproef) (I & IV)
  • Bloedonderzoek (alleen voor beperkt aantal geneesmiddelen) (I)
  • Provocatietest (verdachte middel onder toezicht toegediend, onder voorwaarden)

Geneesmiddelallergie… Wat nu?

Vermijd het middel in de toekomst. Wanneer er sprake is van een kruisgevoeligheid dienen ook verwante stoffen vermeden te worden. Als een patiënt afhankelijk is van een bepaald middel en er is geen alternatief kan er in het geval van een milde reactie, de overweging gemaakt worden om het middel toch te geven (hangt dus af van ernst en type reactie). Hierbij kan er gebruik gemaakt worden van geneesmiddelen die de reactie onderdrukken. (antihistaminica, corticosteroïden, verkoelende crèmes of zalven). Ook kan ervoor gekozen worden om de patiënt tijdelijk ongevoelig te maken (desensitisatie). Zorg in ieder geval dat de allergie bij alle behandelaars bekend is, om de patiënt te behoeden voor een nieuwe reactie.

Bibliografie
  • Al Hadithy, A. e. (2011). Allergologische onderzoek bij geneesmiddelenallergie: toepasbaarheid van verdunningsreeksen en een patiëntencasus. Pharmaceutische Weekblad; Wetenschappelijk Platvorm, pp. 69-73.
  • Brian A. Baldo, N. H. (2013). Drug allergy. New York: Springer Verlag New York.
  • Mulder, W. (2008, januari). Geneesmiddelallergie. Nederlands Tijdschrift voor Allergie Huisartseneditie, pp. 3-8.
  • Vrind, d. J. (2015, december). Overgevoeligheidsreacties bij geneesmiddelgebruik: eenduidig vastleggen en overdragen naar andere zorgverleners. Pharmaceutisch Weekblad, pp. 265-270.